zondag, oktober 20, 2002

Op het roekeloze af was Marc Herremans steeds opnieuw op zoek naar nieuwe uitdagingen. Hij deed alles en kon alles. Toen dat van de ene dag op de andere ingrijpend was veranderd, dacht hij na. Nuchter en ongecompliceerd, zoals hij in elkaar zit. "Ik had drie keuzes. De gemakkelijkste weg was een einde aan mijn leven maken. Dan had ik mijn familie en mijn vrienden voorgoed ongelukkig gemaakt. Ze hadden geen leven gehad met de gedachte dat ze mij niet goed hadden opgevangen. De tweede mogelijkheid was thuis in een hoekske zielig gaan zitten doen. Oh, wat erg, ik ben verlamd, vroeger kon ik alles, nu kan ik niks meer. Dat was voor mezelf en mijn omgeving een marteling geworden. De derde keuze was om zo snel mogelijk de draad weer op te pakken. Leren zelfstandig worden, auto rijden en nieuwe doelen stellen.'
Herremans was een goed triatleet. Hij debuteerde vorig jaar met een zesde plaats in de Iron Man, de zwaarste en meest magische wedstrijd in zijn sport. Hij beschouwt Rob Barel nog altijd als zijn leermeester. "Rob is een voorbeeld van een sportman die wist hoe hij met zijn lichaam moest omgaan.' Barel leerde Herremans dat alleen hard trainen niet zaligmakend is. "Ik was altijd onbezonnen. Rust was niet aan mij besteed. Rob gaf hij heel veel adviezen over training en voeding.'
Op de bewuste dag, 28 januari 2002, sloeg hij de lessen van Barel in de wind. "We hadden een hele zware trainingsweek op Lanzarote. Ik was extreem vermoeid. Mijn ochtendpols was 31. Het bobijntje was op. 's Morgens deed ik toch nog een duurloop en daarna besloten we nog een fietstraining van 150 kilometer te doen. In een afdaling miste ik een bocht. Ik klapte met mijn rug op een rotsblok. Van mijn borst tot mijn tenen kon ik niets meer bewegen. Ik had geen gevoel meer. Mijn trainingsmaat Dirk van Gassel was erbij. Hij noemde mij altijd d'n Bikkel. Ik zei meteen: Dirk, ik ben verlamd, dit komt d'n Bikkel niet meer te boven.'
In de ziekenhuizen van Lanzarote en Las Palmas werd de diagnose gesteld. Zijn ruggewervel was tussen de vijfde en zesde wervel gebroken. Twee dagen na zijn terugvlucht naar Gent werd hij geopereerd. Zijn wervels werden weer op elkaar geplaatst en Herremans kreeg twee stalen pinnen van dertig centimeter in zijn rug. Lopen zou hij nooit meer kunnen.
"Ik had mijn moeilijke momenten. Toen ik na vier dagen voor het eerst vanuit mijn bed in een stoel werd gezet, zakte ik ineen als een plant. Als dit het is, dacht ik, ziet het er slecht uit. Nu heb ik het af en toe nog moeilijk om het te accepteren, als ik mensen zie springen of voetballen. Maar ik kan gaan zagen en klagen, dat helpt niet.' De therapeuten in Gent vertelden hem dat de revalidatie zes tot negen maanden in beslag zou gaan nemen. "Het revalidatiecentrum was zo deprimerend. Allemaal oude gebouwen, er groeide nog geen boompje, met allemaal verlamde mensen om me heen. Ik kon daar niet lang blijven. Na twee maanden had ik alles onder de knie. Daarna moest ik nog een maand blijven omdat mijn stapoperator uit Engeland moest komen.'
Herremans heeft nooit medicijnen willen gebruiken. Hij is ervan overtuigd dat hij over tien jaar weer kan lopen, ook al zullen zijn 'botten naar de boter' zijn. Zijn vertrouwen in de medische wetenschap is groot. "In theorie kan het al. Wie had vijf jaar geleden gedacht dat je mensen kunt klonen? Het probleem is nog ethisch van aard: mag je embryonale cellen terugbrengen in het ruggemerg? Dat kunnen ze niet tegenhouden.'
Terug in Wuustwezel ging hij weer 'op stap' met vrienden. In het ouderlijk huis mocht er van hem niets aangepast worden. Hij wilde zichzelf dwingen om met zijn beperkingen om te leven. "Ik wil mijn energie kwijt, calorieën verbranden. Als ik straks ooit weer kan lopen, wil ik niet dat mijn ouders met die lelijke aanpassingen zitten te kijken.' Herremans begon weer met plannen maken, minder dan vier maanden na de val. "Ik hou van extreme dingen. Ik kan niet stilzitten. Omdat ik bij de commando's wilde, rende ik vroeger door de landerijen met gewichten om mijn enkels. Of met een sliert autobanden om mijn schouders. Ik hoorde een keer dat het wereldrecord touwtjesspringen op twaalf uur stond. Op zolder ben ik zelf toen tot zeven uur gekomen, zonder onderbreking. Op mijn achttiende liep ik na een weddenschap een marathon in twee uur en 35 minuten. Ik zat bij de brandweer, ik was dokwerker, ik was triatleet en wel, nu is er letterlijk een kink in de kabel gekomen. Als ik ooit sterf, heb ik tenminste wat gedaan met mijn leven. Ik heb daardoor al de hele wereld gezien.' Lees verder