maandag, januari 06, 2003

Woensdag komt hij terug in Nederland, na een hoogtestage van een maand in Kenia.Een bijzonder trainingskamp. Slapend onder één dak met tientallen kansarme weeskinderen. Trainend in wat voor atleten geldt als het beloofde land, de Rift Valley. Kamiel Maase. Begaan met het lot van anderen. Maar tegelijkertijd een pure professional. Hij wil zich in 2003 revancheren voor een verloren
jaar, waarin hij door een val een zekere EK-medaille aan zijn neus voorbij zag gaan. Op de marathon moet het nu gaan gebeuren. En als het onverhoopt niet gebeurt; hij zal er niet minder gelukkig om worden. Noem het de les van Kenia. Als hem iets duidelijk is geworden, is het wel dat topsport eigenlijk maar een triviale bezigheid is. Hoe kun je nog treuren over een gemiste EK-medaille op de tienduizend meter als je net het gruwelijke verhaal hebt aangehoord van een Keniaans weesmeisje, dat één jaar oud was toen ze uit een bar werd weggeplukt. Avond op avond werd ze daar dronken gevoerd met restjes uit bierglazen om vervolgens op de bar – ter ´vermaak´ van de gasten – heen en weer te waggelen als een danseresje zonder maatgevoel? Het meisje woont tegenwoordig in Eldoret, een provinciestad in het noordwesten van Kenia, in één van de huizen van de in eigen land legendarische Kip Keino, de eerste Keniaan in de geschiedenis, die olympisch goud won (op de 1500 meter in Mexico ´68). Onder hetzelfde dak sliep de afgelopen twee weken een kleine groep Nederlandse atleten en trainers, onder wie Kamiel Maase. De riante boerderij van
Kip Keino geldt sinds enkele jaren als uitvalsbasis voor atleten uit de hele wereld, die op hoogtestage verblijven, maar doet tegelijkertijd dienst als opvangtehuis voor vele tientallen Keniaanse weeskinderen. Stuk voor stuk met een eigen, vaak afgrijselijk, verhaal. Twee werelden verenigd onder één dak. Alleen ´s nachts is de stilte hoorbaar. Overdag zorgen vooral de kinderen voor
leven in de brouwerij. De atleten trainen of slapen. De kinderen lachen, zingen, dansen en spelen. Bijna onafgebroken. Soms, zegt Maase (31), is hij net bezig aan zijn vaste middagdutje als
er ineens een bal tegen het raam komt. „Dat is voor jezelf dan even iets minder, maar op deze kinderen kun je geen seconde boos worden. Hun aanwezigheid geeft het kamp een heel aparte, indrukwekkende sfeer. Ze hebben niets, maar zijn altijd vrolijk. Moet je in Nederland eens om je heen kijken. Als ze de nieuwste Nintendo niet hebben, is hun vader een lul en hun moeder een trut. Ze zouden eens moeten zien hoe het er hier aan toe gaat.” Hij weet het, hij klinkt als zo´n ouder die zijn kinderen dwingt hun bord leeg te eten door te wijzen op de honger in Afrika. Maar als je in Eldoret iets leert, is het wel de kunst tot relativeren, zegt Maase. Hij staat te boek als de nuchterheid zelve. Maar een paar weekjes Kenia plaatsen een en ander – wellicht ten overvloede – nogmaals in het juiste perspectief. Hij zit in een tuinstoel in de brandende zon, bij te komen van een lange duurloop. Zijn gepijnigde voeten in een bak met koud water. Trainer Bram Wassenaar ligt half te slapen in een houten strandstoel. „Ja, het leven is zo slecht nog niet”, concludeert Maase tevreden. lets verderop zijn jonge kinderen aan het voetballen met iets dat op een bal lijkt. Op blote voeten, uiteraard. „Als topsporter heb je de neiging met oogkleppen op te leven. Zeker deze omgeving is bij uitstek geschikt om je te focussen. Je traint, je eet, je slaapt. En je wordt niet afgeleid door kranten, televisie, telefoontjes. De wereld draait door, maar je merkt er niets van. Al het nieuws gaat langs je heen. Maar desondanks word je hier wel keihard met de neus op de feiten gedrukt. Hier huppelen bijvoorbeeld ook twee kinderen rond die, voordat ze hier kwamen, levend waren begraven, met alleen hun hoofd nog boven het zand. Achtergelaten door hun ouders. Zo verschrikkelijk is het leven dus soms.”Hij spreekt hardop zijn bewondering uit voor de echtgenote van Kip Keino, Phyllis, die zich al ruim dertig jaar inzet voor Keniaanse weeskinderen. Haar
echtgenoot brengt als lid van het lOC en de lAAF het meeste geld in het laatje om het tehuis (en sinds twee jaar ook de bijbehorende school) draaiende te houden. Maase: „Hij krijgt daarvoor ook de credits die hem toekomen. Maar in zijn schaduw is Phyllis de stuwende kracht achter het liefdadigheidsproject. Zij maakt bijna haar hele leven ondergeschikt aan het lot van de kansarme
kinderen. De winst die gemaakt wordt met de opvang van buitenlandse atleten in het trainingskamp, gaat naar het weeshuis. Dat geeft een goed gevoel.” Voor Maase is het de eerste keer, dat hij voor Kenia heeft gekozen als trainingsoord. Het verblijf is in alle opzichten anders dan hij zich op voorhand had voorgesteld. Gekscherend: „Ik heb ansichtkaarten met foto´s van leeuwen en
giraffen naar vrienden en familie gestuurd. Maar behalve een enkele hagedis heb ik hier nog geen beest gezien.” Net als de meeste atleten stond ook Maase altijd huiverig tegenover een
trainingskamp in het op 2000 meter boven zeeniveau gelegen Eldoret, broedplaats voor wereld- en olympisch kampioenen. In een straal van twintig kilometer huizen ruim dertig olympische medaillewinnaars uit heden en verleden. De magie van de Rift Valley trok hem al jaren aan, maar de angst voor malaria of een andere tropische ziekte won het altijd en weerhield hem ervan het avontuur op te zoeken. Zeker toen een aantal jaren geleden collega-atleet Marcel Versteeg terugkwam van een langdurige trainingsstage in Kenia om daarna nooit meer zijn oude niveau te halen. „Later bleek hij tijdens een safaritocht gebeten te zijn door een aap en daarbij een virus opgelopen te hebben. Voor mij dus geen safari hier. Ik kom hier niet om aapjes te kijken, ik kom hier om te trainen.” De fulltime atleet uit Wageningen maakt zich ogenschijnlijk nergens zorgen over. Drinkt in navolging van de permanente bewoners van het kamp zelfs water uit de kraan („Niemand is er nog ziek van geworden”), het vetarme voedsel noemt hij verbazingwekkend goed en als hij een mug ziet, houdt hij zichzelf maar voor, dat het niet noodzakelijkerwijs een malariamuskiet hoeft te zijn. Belangrijker zijn de trainingsomstandigheden, benadrukt hij. „En die zijn hier echt ideaal. We hebben hier alles bij de hand.” Koen
Tijdens lange duurlopen over de roodlemen wegen door de omgeving worden ze geregeld toegejuicht door Kenianen, die toevallig langs de kant van de weg zitten. Een enkele keer staat er een op om een stuk mee te rennen. Maar langer dan een half uur houden ze het niet vol. Maase, lachend: „Het fabeltje dat iedere willekeurige Keniaan mij eruit kan lopen, is hiermee uit de wereld. Ik
blijk er toch wel wat van te kunnen.” Afgelopen jaar had hij de unieke kans zijn kwaliteiten als langeafstandsloper met een medaille te bekronen. Tijdens de Europese titelstrijd in München –
eindelijk weer eens een toernooi zonder de Keniaanse en Ethiopische looparmada´s – gold hij als één van de voornaamste kanshebbers op de tien kilometer. Maar Maase viel. Buiten zijn schuld, hetgeen de pijn alleen nog maar erger maakte. In het naseizoen kwam hij de drie mannen, die uiteindelijk met de EK-medailles aan de haal waren gegaan (de Spanjaarden Martinez en Rios
en de Duitser Baumann) nog een keer tegen. Hij versloeg ze alledrie. „Dat betekende vanzelfsprekend een zekere genoegdoening, maar tegelijkertijd realiseer je je, dat je hen op het verkeerde moment hebt verslagen. In Berlijn, in Brussel en in Kroatië, maar niet in München, waar het goud voor het grijpen lag en waar ik echt had willen winnen. Dat blijft een hard gelag.”
„Ik dacht dat ik het toernooi vrij snel had verwerkt. Het was een dramatische valpartij, maar als anderen zoiets overkomt, lijkt het altijd erger. Dus ik had voor mijn gevoel meteen de knop omgezet om me te richten op een goed naseizoen, maar later kwam de kater met terugwerkende kracht alsnog. De videobeelden van de finale heb ik bijvoorbeeld nog nooit teruggezien. Ik heb wel regelmatig gedagdroomd hoe het geweest zou zijn als ik wél had gewonnen.” De kans dat het ooit nog gebeurt, is uiterst klein, realiseert ook Kamiel Maase zich. De komende jaren staan er immers louter mondiale toernooien op het programma (WK 2003 in Parijs, Olympische Spelen 2004 in Athene en WK 2005 in Helsinki), waarbij de langere afstanden traditioneel worden beheerst
door de Afrikanen. „Natuurlijk kan er in theorie iets moois gebeuren. Die hoop blijft altijd. Een tactische finale waarin Kenianen en Ethiopiërs naar elkaar kijken en ik er vervolgens vandoor ga. Maar het is wel zo, dat je anders zo´n wedstrijd ingaat.Niet meer als favoriet voor een medaille, maar als een meeloper, die maar moet zien hoe lang hij het tempo kan volhouden.” Dat vooruitzicht heeft de keuze voor de marathon vereenvoudigd. Bij de marathon van Rotterdam (13 april) hoopt Maase, die volgende week zondag aan de start verschijnt van de ´Halve van Egmond´, zich al voor zomerspelen van 2004 in Athene te kwalificeren. „0p een marathon spreken tijden meer aan. De start- en prijzengelden worden er op afgestemd, mensen weten wat een tijd waard
is. Ik heb 27.26,29 minuten, een Nederlands record, op de tien kilometer staan. Daar ben ik best trots op, maar die tijd zegt verder geen hond wat. Ik voel me niet ondergewaardeerd en ik loop niet alleen voor de erkenning, maar in mijn achterhoofd zit wel dat de marathon meer aanspreekt.” Bijna vier jaar geleden ondervond hij het aan den lijve. Toen hij – ook in Rotterdam – als haas voor de kopgroep van start ging, maar uiteindelijk doorliep en in 2.10,09 over de streep kwam. „Ik word daar nu nog steeds op aangesproken. Ik heb destijds zoveel publiciteit gekregen, die heb ik de jaren erna voor geen enkele prestatie meer gehad. Terwijl ik toch een aardig rijtje kan samenstellen met prestaties, die ik hoger aansla dan die ene tijd op de marathon.” Hij is ervan overtuigd dat hij, zeker met een gedegen voorbereiding, harder kan. Het is volgens hem een discipline, die hem wel ligt. De magie van de marathon, noemt Maase het. „Ik wil uitvinden wat ik kan op die afstand. Een duidelijk doel van mij is het Nederlands record van Gerard Nijboer (2.09,01 uit 1980, red.). Als alle stukjes op hun plaats vallen, zit dat er zeker in.” En, ach, mocht het hem niet gegund zijn: „Dan zal ik er later echt niet minder gelukkig om worden.”