zondag, november 28, 2004

De oermens is niet gaan rennen om te vluchten, stellen onderzoekers. Hij gebruikte zijn uithoudingsvermogen om een prooi te verschalken. Het is zo gek nog niet wat die duizenden en duizenden joggers doen. Ze lopen kilometer na kilometer om de dagelijkse stress en de vette kilo's van de welvaartsstaat eraf te zweten. Moderne fratsen, vinden de bankzitters. Onze ouders holden toch ook niet? Onjuist, schrijven twee Amerikaanse onderzoekers in Nature van 18 november. Onze prehistorische voorouders renden al. Sterker nog, dankzij het draven over de savanne zijn we nu wie we zijn. Het hardlopen droeg in belangrijke mate bij aan de evolutie van het geslacht Homo, zeg maar de mens. Keihard bewijs levert het duo, Dennis Bramble van de Universiteit van Utah en Daniel Lieberman van Harvard, niet. Ze dragen stellingen aan die het aannemelijk maken dat de mens als langeafstandsloper zijn mannetje stond. Op een gegeven moment in de evolutie ging de mens op twee benen lopen. Dat gaf hem een voordeel boven andere dieren, want hij kon de omgeving vanaf de grond beter in de gaten houden dan een viervoeter. Hij leverde daarvoor iets belangrijks in. Snelheid. Een topatleet weet hooguit een seconde of twintig 37 kilometer per uur te halen, een gemiddelde loper is al blij als hij eventjes met 20 kilometer per uur voortzoeft. Een beetje jachtluipaard lacht daarom. Die gaat zonder probleem vele malen sneller en houdt dat een paar minuten vol, als het moet. Handig als je een prooi moet vangen. Maar dan het duurvermogen van de mens. Er zijn bijna geen andere zoogdieren die dat evenaren. Een jogger haalt 11 tot 15 kilometer per uur, een topper houdt twee uur lang 20 kilometer per uur vol. De aan de mens verwante apen kunnen daaraan niet tippen. Honden, paarden, zebra's, gnoes en hyena's hebben ook een reputatie als onvermoeibare draver, maar deze dieren zijn geen echte doorbijters. Een paard houdt het na een kwartier wel gezien met echt hardlopen. Over afstanden van pakweg honderd kilometer verslaat een goed getraind mens bijna elke viervoeter, beweren de twee. Dit vermogen dankt de mens aan zijn lange en elastische pezen, eigenschappen die van pas komen bij het lang hardlopen. Ook de holle voet, om de klappen op te vangen en de bijna haarloze vacht, om de hitte snel af te voeren, maken de mens tot een goede draver. Maar hoe bewijs je dat onze voorouders deze eigenschappen hadden? Pezen laten geen sporen na, dus is het zoeken naar aanwijzingen in menselijke fossielen, zoals forse gewrichten die de krachten opvangen die met het hardlopen samengaan. Zo'n twee miljoen jaar geleden ging de mens rennen, aldus de twee, ongeveer tegelijk met de opkomst van het geslacht Homo. De hamvraag is waarom de mens ging rennen en wat het voordeel daarvan was? Hier gaan de Amerikanen echt speculeren. Het voordeel is niet gelegen in vluchten. Als de mens is gezien door een hongerige leeuw, zal zijn snelheid hem niet redden. Maar in de tijd van vóór de wapens, zoals pijl en boog, was rennen noodzakelijk om in de buurt van een prooi te komen. Alleen dan kan met een goed gemikte steen of een scherp stuk hout het dier worden gedood. De rennende mens putte zijn prooi uit door achter hem aan te blijven rennen. Ook is het mogelijk dat de hardlopende mens eerder een karkas van een dood dier bereikte om zo een bron van eiwit aan te boren. Allemaal factoren die helpen bij de ontwikkeling van de soort, aldus de Amerikanen. "